Na de pauze traden Peters, Omvlee, Hoogland en Boudestein individueel op. Alledaagse, maar nergens belegen, onderwerpen kwamen voorbij: drugs in kinderboeken, Octopus Paul die het kabinet formeert, paringstijd in Drenthe, een levensvervulling die ambtenarij heet en veelbelovende tatoos boven de billen van Roos. Peters toont dat hij na meer dan een kwart eeuw Drenthe het Drents meester is.
Muziek van Bert Hadders en de Nozems: drie trefzekere gitaren en drums. Mooi samenspel, strakke akkoorden, poëtische teksten in het Gronings dat in Drenthe Veenkoloniaal Drents wordt genoemd. Meest voorkomende thema: liefde(sverdriet), ‘Geppie, kwil nog ainmaol bij die slaopen’, waarbij het refrein gevoelig gezongen werd door alle drie de gitaristen. Verder ‘Zo mui’, ‘Zondagmörgen’. Het leven wordt mooi samengevat in de tegeltjeswijsheid ‘ Allein is maor allenig, en allenig is allein.’ Dat het Drents Engelse invloeden niet schuwt bewijzen de Rock& Roll-flarden met woorden als ‘t is fucking cold’, en ‘global warming’. Mooiste vertaling: dementie is in het Drents ‘slietage van benul’ .
Verhalen van Jans Polling betekenen cabareteske, humoristische teksten, soms zelfs absurdistisch, bijvoorbeeld over een soldaat die in de trein door zijn sjaal door de toiletpot wordt getrokken. Over een klussenbedrijf dat bestaat uit elfjarige jongens van wie één sterke directeursneigingen vertoont. Natuurlijk ontbreekt het verhaal ‘Het Spel’ niet, over een kind dat in een dorpscafé opgroeit en de borrels drinkende Sinterklaas ontmaskert. Anekdotes over de gewone dorpsjongen naast het deftige burgemeesterszoontje. Af en toe krijg je het idee dat Polling de grappen en grollen uit zijn mouw schudt, meer dan dat hij voorleest. Vooral de passages over mannen die hun apparaat, hun jongeheer een naam geven, in dit geval Frits, bleek voor een deel van het publiek zeer herkenbaar te zijn.
Poilling besloot zijn optreden met een verhaal over en jongeman uit Borger die ons meenam naar zijn jeugd, waarin dansfrustraties een centrale rol speelden.